Column: Wanneer thuis wonen niet meer kan
Iedereen gaat anders om met dementie. Dat ziet Daniëlle Geijs, casemanager bij Stichting Evean, dagelijks om zich heen. Ze vertelt verhalen uit haar praktijk.
Zo lang mogelijk thuis blijven wonen is een wens van bijna iedere cliënt bij wie ik kom. Dikwijls voelen ook partners zich verantwoordelijk om opname in het verpleeghuis zo lang mogelijk uit te stellen. Helaas is het maar weinig mensen gegeven daadwerkelijk tot het eind thuis te kunnen blijven. Ergens komt het moment dat de zorg voor de mantelzorgers echt niet meer haalbaar is. Maar al te vaak zie ik dat naasten over al hun grenzen gaan om voor hun geliefde thuis te blijven zorgen.
De meest liefdevolle zorg
Zo ook het echtpaar Willemse. Jaap en Lies zijn al 53 jaar samen en nog steeds heel gelukkig met elkaar. Twee jaar geleden kregen zij het bericht dat Jaap dementie had. In de gesprekken die wij voerden was ik steeds weer verwonderd over de manier waarop Lies voor haar man zorgde. Ze deed haar best zoveel mogelijk te leren over dementie, en over hoe zij Jaap op een zo prettig mogelijke manier kon benaderen. Het was mooi te zien hoe zij zich steeds weer aanpaste aan de vorderende achteruitgang van haar man. Wanneer ze merkte dat iets niet meer lukte, kwam ze zelf met de mooiste ideeën om het net even anders te doen.
Het besef dat het niet meer gaat
Helaas ging Jaap best snel achteruit. Hij sliep bijna de hele dag en het was erg moeilijk hem te motiveren. Het eten en drinken ging moeizaam. Jaap werd incontinent en ondanks alle hulp van de thuiszorg moest Lies haar man verschillende malen helpen te verschonen. Sommige dagen had Lies veel energie en vertelde ze dat ze de zorg nog heel lang vol wilde houden. Andere dagen zat alles tegen en belde Lies mij huilend op om te vertellen dat ze niet meer wist wat te doen. Daarover zijn we gaan praten. Ook Jaap namen wij op goede momenten mee in het gesprek. Als het nu echt niet meer zou gaan, waar zou hij zich dan het meest prettig kunnen voelen? Veel huizen hebben een wachtlijst. Om ervoor te zorgen dat Jaap op een plek naar zijn keuze zou komen hebben we een indicatie aangevraagd voor de Wet langdurige zorg.
Het bericht dat er plek is
Er gingen weer een paar maanden voorbij. Er was nog een warme mooie zomer waarin Jaap en Lies nog veel samen van hun tuin genoten. De ziekte van Jaap schreed voort. Het werd zwaarder en Lies merkte dat ze steeds minder energie had. Het werd steeds moeilijker geduld op te brengen wanneer zij en haar man elkaar niet meer begrepen. Toen was daar ineens het bericht dat er een plek was voor Jaap. Hij kon over twee weken al verhuizen. Diezelfde dag zou ik ‘s middags op huisbezoek komen. Geschrokken belde Lies mij die morgen op. Ze had het nu nog niet verwacht. ‘Het lijkt zo vroeg’, zei ze. ‘Maar ik weet ook dat ik het niet meer kan, en dat het moet! Zullen we het vanmiddag samen vertellen?’
Een moeilijk gesprek
En daar zat ik dan diezelfde middag. Jaap en Lies naast elkaar tegenover mij aan tafel. Lies pakte zijn handen vast en vertelde hem dat er nu een plek voor hem was in het verzorgingshuis en vroeg wat hij daarvan vond. Er bekroop me een vreemd gevoel. Even voelde ik me niet op mijn plek bij dit intieme gesprek en daarnaast overviel mij de emotie van dit verdrietige moment. Daar zitten dan twee mensen die zoveel van elkaar houden en die na een leven lang samen nu niet anders kunnen dan het laatste stukje apart van elkaar doorbrengen.
‘Natuurlijk doe ik dat’
Het werd even stil. Jaap had vaker wat langer nodig om antwoord te geven en zijn vrouw wachtte altijd geduldig. Ik denk dat dit moment voor haar heel lang duurde. En daar kwam het dan. Jaap antwoorde luid en in snel tempo: ‘Maar natuurlijk doe ik dat, als dat is wat moet!’ Zijn vrouw was duidelijk overdonderd en heel opgelucht. ‘Echt Jaap, zou je dat niet erg vinden?’ ‘Nee, het kan toch ook niet anders. Maar je komt me toch wel opzoeken?’ Lies boog voorover om haar man te omhelzen. ‘Natuurlijk kom ik Jaap! Natuurlijk kom ik naar jou!’
Trots op zijn kamer
Even later stond ik met mijn jas aan en nam afscheid van het echtpaar. Toen ik Jaap zijn hand schudde keek hij mij een beetje ondeugend aan en zei: ‘En wat denk je, zou ik wanneer jij straks weg bent, er nog zo over denken?’ Bij het zien van mijn vertwijfelde en een beetje geschrokken gezicht begon Jaap te lachen en vroeg of ik hem nog wel een keer op kwam zoeken in het verzorgingshuis. Dit heb ik natuurlijk gedaan. Jaap heeft trots zijn kamer laten zien.