Een kwaaltje
Marie is mantelzorger van haar man, die dementie heeft. Ze wonen in Schagen.
Sinds 2015 weten we dat mijn man aan dementie lijdt. Hij heeft het zelf liever over een kwaaltje. Het kwaaltje heeft een mooie naam: Lewy body-dementie. In beperkte kring wist men ervan: steun en hulp werden ons direct toegezegd en dat was en is hartverwarmend. We zijn op onderzoek uitgegaan: hoe ziet de toekomst eruit, wat voor praktische zaken moeten er geregeld worden, hoe komen we aan informatie? Nu, ruim twee jaar later, hebben we de boel min of meer op de rit.
We zien wel
Wat natuurlijk ook langs kwam: wat is de prognose, hoeveel tijd hebben we samen nog. Na wat zoekwerk kwam het verlossende woord: tussentwee jaar entwaalf jaar. We zijn zeventigers en we vinden dat wel komisch. Dat was onze levensverwachting toch al, ook zonder kwaaltje.
We zien wel, dat is toch eigenlijk onze insteek en dat bevalt ons tot nu toe goed. Al doende leren we. Wandelen en in de tuin werken blijkt voor mij goed te zijn, en ik mag bij een paar mensen stoom afblazen, waar ik erg blij mee ben.
Brillen
Goed, er moeten drie leesbrillen komen voor D. Eén voor de bladmuziek, één om mee in bed te lezen en één voor in de huiskamer. Mijn doel is vooralsnog om bevrijd te worden van de steeds terugkerende vraag: 'Weet jij waar mijn bril is?' Ik kan op de meest voor de hand liggende plaatsen zoeken: in de vriezer of in de tuin, of in het kistje met kruiden. Maar dan blijkt hij in de kledingkast te liggen, naast zijn scheerkwast, of vaker nog in zijn jas. ('Nee, daar is-ie niet, daar heb ik al gekeken.')
Op de fiets
We gaan op de fiets naar de opticien.
Hindernis 1: de versnelling van mijn fiets blijkt het ineens niet te doen: het maakt niet uit of ik in zes of twee fiets, ik draai als een dolle mijn trappers in het rond. Boos. Mijn fiets moet het altijd doen! Fiets naar de fietsenmaker. Leenfiets: terugtraprem, geen versnelling, geen tassen. Boos.
Hindernis 2: D. zoekt zijn fietssleutel in zijn jaszak. Die zit nog in de fiets. Ik wees hem daarop: D. boos. Ik moet niet steeds iets tegen hem zeggen als hij nadenkt, en ook niet zo lelijk doen. Verdrietig.
Koffie met appeltaart
Zeven brillen uitgeprobeerd, drie brillen uitgekozen, met steun van een zachtmoedige verkoper. Klusje geklaard.
We kijken elkaar aan: koffie met appeltaart? Zo gezegd, zo gedaan. Koffie, warme chocola, appeltaart, en vooral véél slagroom.
Kwijt
Hindernis 3: ik zit nog wat tegen D. te praten, zie zijn blik afdwalen, maar praat expres gewoon door. Als ik stop met mijn verhaaltje, kijkt hij nog steeds in de rondte, begint daarna over iemand te praten die langsfietste.
Ik ben hem af en toe kwijt en dat komt hard aan. De tranen biggelen over mijn wangen.
Dan kijkt hij me aan, ziet mijn tranen niet en zegt met de liefste ogen van de wereld: 'Ik ben zo blij voor jou dat we drie brillen hebben gekozen. Hebben we goed gedaan!'
Hindernissen? Hoezo hindernissen?